donderdag 22 januari 2009

De ouwe joet

Op een grote plank boven mijn bed staan wat boeken die ik ooit nog wil lezen, een heus schilderij, wat losse foto’s en een ingelijst tientje. Niet zo’n vaag rood eurotientje, nee, die mooie blauwe van tien gulden. Een ontwerp uit 1968, waarop met kloeke lijnen trefzeker de kop van Frans Hals staat afgebeeld. Ze zijn op het internet te koop bij de betere munten- en postzegelhandel voor 16 euro, splinternieuw of bankfris, zoals dat in die kringen heet.

Dat tientje staat daar op die plank omdat ik dat het mooiste bankbiljet vind dat ik ooit - en veelvuldig - heb uitgegeven. De Vuurtoren van 250 gulden is ook schitterend, maar die kwam in een gewoon mensenleven vrij weinig voorbij, tenzij je in de tweedehands auto’s of in de veehandel zat. Een stoer en tijdloos tientje, briljant ontworpen en onberispelijk gedrukt door de firma Enschedé. Met drie blindenstippen. Toen al.

Ik heb me wel eens afgevraagd waaróm ik dat blauwe tientje nou zo mooi vind. Alle superlatieven die ik net heb gebruikt zijn waar. Maar waarschijnlijk komt er ook een flinke portie sentiment bij kijken. Een vaag verlangen naar tijden waarin de Nederlandse bankbiljetten, funny money in de ogen van buitenlanders, symbool stonden voor die stoere eigenwijze Nederlanders met hun Schiphol, hun Deltawerken, hun Hoogovens, hun Ajax, hun Philips, hun Heineken, hun Fokker, hun welvaart en hun tolerantie.

Een tijd waarin je voor 10 gulden nog heel wat kon doen. Een hoofdgerecht, twee t-shirts, een voetbalkaartje, een bar vol bier. Dat kon allemaal van een tientje. Moet je nu ’s kijken wat je met 10 Euro kan doen.

Je zou het misschien gaan denken, maar ik behoor niet tot die zeurpieten die vinden dat de euro alles duurder heeft gemaakt. Dat heeft de middenstand helemaal zelf gedaan. En ik geloof ook dat we met de euro beter af zijn in roerige tijden als de huidige. Maar geef toe. Dat tientje ziet er niet uit, naast de joet van toen.

dinsdag 20 januari 2009

Taalschaam

Mijn dochter is nu bijna 12. Tot vorig jaar stond zij toe dat ik haar ’s morgens naar school toe liep en regelmatig kwebbelden wij dan vrolijk Vlaams met elkaar. Ik heb namelijk het geluk gehad dat ik voor mijn werk een paar jaar in het schone Vlaanderen heb mogen wonen. Mijn dochter was vier toen we daar als Hollands gezinnetje neerstreken. Binnen een paar maanden sprak ze vloeiend Vlaams en daarnaast - alleen met vriendinnen – het lokale dialect waar geen touw aan vast te knopen was.

Inmiddels zijn we al weer jaren terug en spreekt ze jonge meidentaal met een Gooise R die niet van echt te onderscheiden is. Maar dat Vlaams, onderweg naar school, dat vond ze nog wel leuk. Tót we de hoek omsloegen en de school in zicht kwam: Papa, kappen nou. Doe niet zo gek. Stel je voor dat een van haar vriendinnetjes het zou horen. Ze schaamt zich voor haar prachtige Vlaams.

Vlamingen zelf zijn fier op hun mooie taal, die ze trouwens consequent Nederlands noemen. Moet je je voorstellen dat wij in Nederland onze eigen taal Vlaams zouden noemen; we zouden ons collectief net zo schamen als mijn dochter. Een rechtstreeks gevolg van ons misplaatse superioriteitsgevoel ten opzichte van de zuiderburen.

Helemáál erg wordt het als een Ollander in Vlaanderen Vlaams gaat klappen. Een collega die ook een tijdje in België heeft gewoond kan het niet laten. Zijn Vlaams klinkt in onze oren redelijk origineel, maar in Vlaanderen zelf zakt-ie binnen een paar zinnen genadeloos door het ijs. Hoogmoed, is het. Een Vlaming zou zich nooit laten verleiden tot het harde, directe taalgebruik van boven de rivieren. Zijn eigen taal is hem te lief.

En wij, wij laten ons Nederlands willens en wetens verloederen. Het degelijke Vlaamse taalonderwijs dat mijn kinderen een aantal jaren hebben genoten is er op de Nederlandse school weer grondig uitgepolderd. Mijn dochter en haar drie jaar oudere broer hebben nu net zoveel moeite met d’s en dt’s of met sterke en zwakke werkwoorden als hun klasgenoten. Zij maken zich er niet druk om. En hun docenten vinden dat het allemaal reuze meevalt, als ik ze wijs op niet-gecorrigeerde fouten in werkstukken. Kennelijk zijn wij de taalschaam al ver voorbij.

Pensioenfondsen

Nederland heeft het allemaal prima geregeld op pensioengebied, zo blijkt keer op keer uit internationaal onderzoek. Als ik dat lees verbaast het me niks dat ik regelmatig mailtjes krijg van vitale pensionado’s die al enkele jaren met hun jacht ronddobberen in het Caribisch gebied en zich kennelijk zó vervelen, dat ze vragen of de Wereldomroep niet meer programma’s kan uitzenden.

Je zal ze de kost moeten geven, die vutters of vroegpensioeners die ruim voor hun zestigste met behoud van alle pecunia een tweede leven zijn begonnen, verlost van baas en bedrijf. Snorkelend, buiten de deur etend en shoppend proberen ze een deuk te slaan in de berg euro’s die elke maand hun kant op komt.

En als je daar wat van zegt barsten ze bijna van verontwaardiging. Ze hebben het zelf bij elkaar gespaard, hoor! En ze hebben er hard voor gewerkt!
Ja, ja. Vanaf je 25ste elke maand een forse premie betaald aan het pensioenfonds. Vertel mij wat. Verplicht afstorten voor je oude dag. Alleen wij, sukkels van onder de 50, wij zullen toch zeker een jaartje of 10 langer moeten doorwerken en doorbetalen, voor wij ons ooit in het Grijze Genot kunnen storten.

Ik vind het helemaal niks, dat Hollandse spaarsysteem waar iedereen zo trots op is. Zo vroeg, zo veel en zo verplicht sparen voor later. Op een leeftijd waarin je elke euro hard nodig hebt om te kitesurfen op Antarctica. En de Nederlandse horeca? Dacht je dat allemaal gratis is? Om nog maar te zwijgen over een hypotheek voor je eerste eigen huis…

Nee, de rest van Europa heeft dat veel slimmer bekeken. Niks sparen voor later. Wie dan leeft, die dan zorgt. Daar betalen mensen die nu een baan hebben gewoon voor de oudjes van nu. Via de belastingen. Want daar zij ze voor, die belastingen. En als je te weinig overhoudt ga je gewoon staken. Net zo lang tot je meer geld krijgt. Zo moeilijk is dat toch niet, economie? Ik zou het wel weten. Opmaken, dat geld. En wat er in al die pensioenfondsen zit: gewoon verdelen onder alle Nederlanders. Iedereen een paar ton en mij hoor je niet meer. Ook heel goed voor de economie!

Europese leiders

Als het over Europese leiders gaat, denk ik vaak even terug aan juni 1999. Er was een Europese topconferentie in Keulen, onder leiding van de kersverse Bonskanselier Gerhard Schröder. Net als de meeste collega-correspondenten bracht ik die top grotendeels wachtend door. Ik maakte een zoveelste wandeling door het afgesloten stukje binnenstad, dat verdeeld was in een groene, een gele en een rode zone. Rood was alleen voor de Europese leiders, dat moge duidelijk zijn.

Hoe het is gebeurd heb ik nooit begrepen. Ik ben in ieder geval niet over hekken geklommen en heb geen bewakers overmeesterd. Maar op een zeker moment liep ik over een rode loper te genieten van het fraaie zomerweer, toen ik ineens links en rechts werd ingehaald door mannen in donkere pakken, met bekende koppen.

Het duurde even voor ik me realiseerde dat ik dwars door de rode zone banjerde, omringd door de fine fleur van Europa. En die Europese leiders keken er niet eens van op dat ik er zomaar tussen liep. Iemand van de beveiliging, dachten ze waarschijnlijk, áls ze er al een seconde bij stil stonden.
Ik haastte mij naar een poortje in het beveiligingscordon en verliet de zone der Europese leiders. Eruit was een stuk lastiger dan erin, maar het lukte. Zonder arrestatie.

Diezelfde Europese leiders, waar ik als correspondent bijna dagelijks over berichtte, zijn inmiddels bijna allemaal leiders in ruste. En hoe bekend ze 10 jaar geleden ook waren, zelfs ik moet soms stevig nadenken om een naam bij een oude foto te verzinnen. Wim Kok kennen we nog wel, Jean-Luc Dehaene van België of Jacques Chirac van Frankrijk ook. En natuurlijk Tony Blair. Maar de vroegere Franse premier, Lionel Jospin, die was ik al weer kwijt. Zijn Spaanse collega Aznar kostte me ook enige moeite, om nog maar te zwijgen van de Fin Lipponen, de Portugees Guterrez of de Oostenrijker Klima.

Toch waren dat de mannen die 10 jaar geleden het Europa van nu vorm gaven. Zij bedachten ronkende plannen als het Lissabon proces, om van Europa binnen 10 jaar de meest concurrerende economie ter wereld te maken. Kom kom, dat weet u toch nog wel?

Ik denk dat types als Kohl, Chirac en Blair nog wel even voortleven in de collectieve herinnering van Europa. Maar de Romano Prodi’s en zelfs de Jan Peter Balkenendes, inmiddels een oudgediende in Europese kring, zijn zullen de geschiedenisboekjes niet halen. Ze stonden aan het roer van Europa in tijden van vrede en welvaart, en probeer dan maar eens in de buurt te komen van Churchill, Adenauer of De Gaulle.