vrijdag 22 februari 2008

Bevruchtingspolitie

Het dreigde een sloom weekje te worden in politiek Den Haag. Het weinige nieuws dat er was kwam uit Kosovo, Cuba en de ledenraad van Ajax. Het Haagse journaille veerde dan ook verrast op toen minister Rouvoet van Jeugd en Gezin ineens het oude, immer heikele punt van bevolkingspolitiek van stal haalde. U weet wel, dat de staat bepaalt hoeveel kinderen een vaderlands gezinnetje wel of juist niet zou moeten krijgen om ons voortbestaan in welvaart te garanderen.

Bevolkingspolitiek riekt naar de moeizame jaren van onze wederopbouw, naar het abjecte Lebensborn programma van de nazi’s en naar China, waar ouders lange tijd maar 1 kind mochten krijgen. En dus was er ineens werk aan de winkel in Den Haag. “Rouvoet rept van bevolkingspolitiek’, kopte NRC Handelsblad voorop. Tv-verslaggevers rukten uit naar schoolpleinen waar ze argeloze moeders van gemiddeld 1,7 kind ter verantwoording riepen voor hun ondermaats presteren.

“Bevolkingsplan Rouvoet stuit vooral op scepsis”, zo meldden de regionale dagbladen de volgende ochtend. Zo groeide het relletje in de pers. Er was nu kennelijk ineens een ‘plan’, waar andere politici en tal van deskundologen zich tegen afzetten. Ieder speelde zijn rol braaf mee. De PvdA liet weten dat ze “ingrijpen in de bedstee” niet ziet zitten. De Vereniging Grote Gezinnen was uiteraard verheugd, en een hoogleraar economie noemde bewust ouderloze echtparen zelfs “parasieten”, omdat ze later wel meeprofiteren van de ouderenzorg maar er nu zelf niets in investeren.

Die arme Rouvoet moest ineens volop in de verdediging. Terwijl hij zich, geheel in karakter, juist zo genuanceerd had uitgelaten in het vraaggesprek met dagblad De Pers, waar het allemaal mee begon. “In Nederland zijn we vrij terughoudend met bevolkingspolitiek en daar kan ik me wel in vinden”, zo werd de voorman van de ChristenUnie geciteerd. Hij zei verder dat het geboortecijfer statistisch gezien 2,1 kind zou moeten zijn in plaats van de huidige 1,7, om de gevolgen van de vergrijzing in ons land betaalbaar te houden. Daarom zou hij het wel “interessant vinden om daar een discussie over te voeren”. Maar hij wil de Nederlanders niet voorschrijven hoeveel kinderen ze moeten krijgen. “Als nou iets een persoonlijke beslissing is, dan is dat het wel”.

Zo is het. En meer heeft de minister van Jeugd en Gezin in dat interview niet gezegd. Maar kennelijk is het onderwerp beladen genoeg om te worden aangevallen als je er een discussie over wilt voeren. Let wel, een discussie over het betaalbaar houden van de ouderenzorg. Niet over de invoering van productiequota in de echtelijke sponde.

Wat leert ons deze korte reconstructie van een Haagse zeepbel? Dat ook een door de wol geverfd politicus als Rouvoet op zijn tellen moet passen. Dat nieuwshongerige collega’s aan een half woord genoeg hebben om, zonder ook maar één letter te jokken, meer controverse te suggereren dan er is. Dat anderen graag meedoen aan zo’n potje opjutten. En vooral dat geboortepolitiek kennelijk niet zo lekker ligt in Nederland.

In fatsoenlijke Europese landen als Frankrijk of Spanje is het gewoon regeringsbeleid om het krijgen van meer kinderen te stimuleren met financiële extraatjes, speciale regelingen of gratis voorzieningen. Dat zou hier ook prima kunnen, als je het geboortecijfer in Nederland wilt opkrikken.

Maar nee hoor. Wij zien meteen visioenen van een soort Bevruchtingspolitie; geharde mannen en vrouwen in lederen jassen die met nachtelijke invallen steekproefsgewijs controleren of aan de vaderlandsche plichten wordt voldaan. Nee sorry agent, ik had een beetje hoofdpijn. Of wacht eens, misschien vinden we het juist wel spannend! Een prima remedie tegen bedsleur. Ook “interessant om een discussie over te voeren”, denk ik.