vrijdag 27 juli 2007

Schone schijn

Een schone column moest het worden. Daar waren de directie en de hoofdredactie van dit prachtige medium heel duidelijk over geweest. Als de Zaterdagcolumn ook nog maar een sprankje hoop op overleving zou hebben, zou-ie honderd procent puur en origineel moeten zijn. Boven elke twijfel verheven, bestand tegen iedere vuige verdachtmaking, volledig op eigen kracht geschreven. Zo niet, dan zou de stekker er uit gaan. Onherroepelijk.

En daar zit je dan, achter je computer. Glaasje water en bruine boterham erbij, wachtend op inspiratie. Een kopje koffie zou best lekker zijn, maar ja. Cafeïne. Dat schijnt nogal een heftige invloed te hebben op de hersenactiviteit en dat kan dus niet. Stel je voor dat er iemand binnenstapt voor een onaangekondigde controle.

Nee, dit nieuwe regime valt behoorlijk tegen. Maar eerlijk is eerlijk, we hebben het aan onszelf te danken. Wij, columnisten. Jarenlang hebben we de schandalen genegeerd, tientallen waarschuwingen in de wind geslagen. Onverdroten schreven we door aan de prachtigste pennenvruchten, waarvoor wij inspiratie vonden in betrouwbare, maar onnatuurlijke bron. Wat kon het ons schelen? Niemand zou erachter komen. En we deden het niet voor onszelf, toch? Het ging er om dat de columns er beter van werden.

Ach ja, vroeger, toen we nog niet beter wisten, toen lachte iedereen er om. Om die dinosauriërs van de journalistiek, die zopen, rookten, blowden, spoten en slikten tot ze er letterlijk bij neervielen, waarna andere, zwaar benevelde collega’s weer een prachtig in memoriam bij elkaar logen en overgingen tot het genotmiddel van de dag. Jaar in, jaar uit.

Tot die ene, dramatische dag waarop de meestercolumnist van Le Journal de Ventoux achter zijn schrijfmachine ineen zeeg, nog vóór hij de ziedende slotzinnen van zijn magistrale journalistieke klim aan het papier had toevertrouwd. De krant verscheen met een beschamende witte plek. Lezers, hoofdredacteuren en uitgevers stikten bijna in hun collectieve verontwaardiging. Dit nooit meer. Weg met alle stimulantia. Voortaan bliefden zij slechts schone woorden, eerlijk en ambachtelijk aaneen geregen door heldere, wakkere geesten.

Even ging het goed. Maar ja, de enorme vraag naar briljante columns bleek sterker dan de ruggengraat van zelfs de meest verstokte ontnuchterde columnist. Zo was er die Amerikaan die nooit echt werd betrapt, maar zeven jaren achter elkaar zo meesterlijk schreef dat iedereen wel beter wist. Of die Italiaan, die doodleuk in het openbaar espressootjes zat te drinken voor hij aan het werk ging. Hij pleegde zelfmoord toen zijn baas hem ontsloeg. En die Duitser die bij elke verjaardag gewoon een biertje bleek te drinken. Nooit meer iets van gelezen.

De schandalen volgden elkaar in rap tempo op. De politie deed invallen in redactiekantoren. Hele kranten werden gesloten, complete omroepen uit de lucht gehaald. Toen ook de bestgelezen columnist van Denemarken werd ontslagen omdat hij zonder toestemming zelf boodschappen had gedaan, was de maat vol. Elke columnist ter wereld, die nu ook maar één lettergreep op papier zou zetten met behulp van buitenlichamelijke inspiratie, kon linea recta afreizen naar het arbeidsbureau.

Vandaar. Hier zult u het dus mee moeten doen. Veel bijzonders is het niet, maar het is wel schoon. En als u mij nu wilt excuseren? Ik moet nodig naar het café. Op de fiets.